De echte strijd: culturele hegemonie, niet verkiezingen
Radicaal rechts in het Westen is bezig iets te bereiken waar links decennialang de patent op had: culturele hegemonie. Niet via ideeën over gelijkheid of solidariteit, maar via een nieuw "gezond verstand" dat identiteit, wantrouwen en ressentiment als natuurlijke reflex installeert.
Trump in de VS, Farage in het VK, Wilders in Nederland en Le Pen in Frankrijk hebben dat culturele veld bezet — ook wanneer ze niet effectief regeren. Ze bepalen het debat, de toon, de frames. De rest danst eromheen.
De Wever begrijpt het spel
In België lijkt Bart De Wever één van de weinigen die beseft dat deze strijd niet enkel over beleid gaat, maar over betekenis.
Hij probeert een tegen-hegemonie te vestigen: rechts, maar rationeel; conservatief, maar niet populistisch. Zijn project is niet het verwerpen van de instellingen, maar hun herwaardering vanuit verantwoordelijkheid en culturele continuïteit.
Dat is geen detail. Dat is de voorwaarde om de democratie bestuurbaar te houden in tijden van polarisatie.
De kortzichtigheid van de liberale partners
Bouchez en co lijken dat niet te zien. Ze behandelen De Wever als electorale vijand in plaats van strategische buffer tegen extreemrechts.
Hun voortdurende drang om zich te profileren tegenover de N-VA maakt de liberale achterban blind voor het grotere plaatje: het alternatief is geen heruitvinding van het liberalisme, maar de normalisering van autoritaire cultuurpolitiek.
De boodschap aan hun kiezers zou beter luiden: "We verschillen in accent, maar delen dezelfde realiteit: bestuurbaarheid is geen luxe, het is een beschaving."
Herstel van redelijkheid als culturele norm
De uitdaging voor het centrum — links én rechts — is niet om kiezers van extreemrechts "terug te winnen", maar om opnieuw geloofwaardig te maken dat redelijkheid, nuance en verantwoordelijkheid iets betekenen.
Dat is de ware culturele strijd. Niet over slogans, maar over vertrouwen in volwassen politiek.